-
1 vis-à-vis
vis-à-vis1 [viezaavie]♦voorbeelden:¶ 〈 voorzetsel〉 vis-à-vis de • tegenover, aan de overkant van; 〈 figuurlijk〉tegenover, ten aanzien van, ten opzichte van; 〈 ook〉 in vergelijking met————————vis-à-vis2 [viezaavie]〈m.; ook bijwoord〉1 vis-à-vis ⇒ positie van twee personen, dingen tegenover elkaar♦voorbeelden:se trouver vis-à-vis • plotseling tegenover elkaar (komen te) staan, zittenavoir un parc pour vis-à-vis • op een park uitkijken -
2 opposer
opposer [oppoozee]1 tegenoverstellen (ten opzichte van) ⇒ tegenover (elkaar, iets) plaatsen, stellen3 tegenwerpen (tegen) ⇒ inbrengen (tegen), aanvoeren (tegen)♦voorbeelden:match qui oppose deux équipes • wedstrijd waarin twee teams tegen elkaar uitkomenopposer de la résistance • niet meegevenêtre opposé à • tegen (iets) zijn, het niet eens zijn metopposer une résistance aux ordres • tegen de orders ingaan1 zich verzetten (tegen) ⇒ ingaan (tegen), zich kanten (tegen)3 het tegenovergestelde zijn (van) ⇒ staan (tegenover), totaal verschillen (van)4 staan, liggen, hangen (tegenover)♦voorbeelden:s'opposer à qn. • tegen iemand ingaanv(à) -
3 présence
présence [preezãs]〈v.〉1 aanwezigheid ⇒ tegenwoordigheid, bijzijn♦voorbeelden:présence d'esprit • tegenwoordigheid van geestfeuille de présence • presentielijstfaire de la présence • van zijn aanwezigheid blijk gevenfuir, éviter la présence de qn. • iemand mijdenen présence • tegenover elkaarêtre en présence de • in aanwezigheid zijn van; tegenover (iets) staanen ma présence • in mijn bijzijnhors de sa présence • in zijn, haar afwezigheidf1) aanwezigheid2) actualiteit3) uitstraling -
4 face
face [faas]〈v.〉3 uiterlijk ⇒ aanzien, aanblik, gedaante, aspect4 beeldenaar ⇒ kruis, beeldzijde♦voorbeelden:face d'oeuf! • domkop!〈 vulgair〉 face de rat! • rotkop!perdre la face • gezichtsverlies lijdensauver la face • zijn gezicht reddenface à • met uitzicht opfaire face à ses engagements • zijn verplichtingen nakomenla mairie devait faire face à des obligations écrasantes • de gemeente zag zich geplaatst voor loodzware lastenface à face • tegenover (elkaar)se trouver face à face avec qn. • oog in oog met iemand staancracher à la face de qn. • iemand in het gezicht spuwen 〈 figuurlijk〉; iemand van zijn minachting doen blijkenproclamer à la face de l'univers • ten overstaan van de gehele wereld verkondigende face • van vorenune place de face dans le train • een zitplaats in de trein waarbij men vooruit rijdtportrait de face • portret en faceavoir le vent de face • de wind tegen hebbenen face de cela • daartegenoverla maison d'en face • het huis aan de overkant van de straatle voisin d'en face • de overbuurmanaller en face • naar de overkant gaandire qc. à qn. en face • iemand iets recht in zijn gezicht zeggenregarder qn. en face • iemand recht in het gezicht kijkenregarder le péril en face • het gevaar zonder vrees tegemoet zienvoir les choses en face • de werkelijkheid onder ogen zienexaminer qc. sous toutes ses faces • iets grondig bekijken→ pilef1) gezicht2) kant, zijde3) facet, aspect4) kruis, beeldzijde -
5 regard
regard [rəgaar]〈m.〉♦voorbeelden:1 des regards en coin, en coulisse • steelse, zijdelingse blikkenregard noir • boze blikau premier regard • op het eerste gezichtcouver, dévorer du regard • met de ogen verslindenfrapper le regard • in het oog vallenmenacer du regard • dreigend aankijkenau regard de • wat betreft, ten opzichte vanen regard • ertegenovermettre en regard • vergelijken, tegenover elkaar stellenen regard de • vergeleken met, tegenoverm1) blik, oogopslag2) kijkgat -
6 antipode
antipode [ãtiepod]〈m.〉2 tegenpool ⇒ tegendeel, tegenovergestelde♦voorbeelden:1 La Nouvelle-Zélande est l'antipode, aux antipodes de la France • Nieuw-Zeeland ligt juist tegenover Frankrijk aan de andere kant van de aardbolà l'antipode, aux antipodes • ver weg, aan het andere uiteinde van de wereld2 être à l'antipode, aux antipodes de qc. • het tegengestelde zijn van iets, haaks staan op ietsêtre aux antipodes l'un de l'autre • lijnrecht tegenover elkaar staan -
7 regarder
regarder [rəgaardee]♦voorbeelden:y regarder de près • erg precies zijnregarder à la dépense • op de kleintjes passenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 beschouwen ⇒ bekijken, letten op4 uitzien op ⇒ liggen op, gericht zijn naar♦voorbeelden:regardez voir! • kom eens kijken!regarder qn. de haut • iemand hooghartig aankijken, behandelen〈 informeel〉 vous ne m'avez pas regardé! • weet je wel wie je voor je hebt?→ oeil1 zich, elkaar bekijken♦voorbeelden:→ chienv2) letten (op)3) betreffen4) uitzien (op) -
8 contraster
contraster [kõtraastee]1 contrasteren (met) ⇒ een (opvallende) tegenstelling vormen (met), afsteken (tegen, met)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten contrasteren ⇒ doen afsteken, tegenover elkaar stellenv( avec)1) contrasteren (met), afsteken (tegen)2) laten contrasteren, doen afsteken -
9 opposé
opposé (à) [oppoozee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 tegenoverliggend (ten opzichte van) ⇒ tegenoverstaand (ten opzichte van), tegen(over)gesteld (aan)2 tegengesteld (aan) ⇒ in strijd (met), uiteenlopend (ten opzichte van)♦voorbeelden:du côté opposé • aan de overkantêtre diamétralement opposé • helemaal aan 't andere eind liggenà l' opposé • aan de andere kant, de andere kant opêtre diamétralement opposé • lijnrecht tegenover elkaar staanêtre tout l' opposé de qn. • hemelsbreed van iemand verschillenà l' opposé • daarentegenà l' opposé de • in tegenstelling met, in tegenspraak metl' opposé 〈m.〉 • het tegenovergestelde, het tegendeel, het omgekeerdeadj -
10 adverse
adverse [aadvers]♦voorbeelden: -
11 antithèse
antithèse [ãtietez]〈v.〉♦voorbeelden: -
12 en présence
en présence -
13 face à face
face à face -
14 ils étaient assis vis-à-vis
ils étaient assis (en) vis-à-visDictionnaire français-néerlandais > ils étaient assis vis-à-vis
-
15 les deux écoles se regardent
les deux écoles se regardentDictionnaire français-néerlandais > les deux écoles se regardent
-
16 mettre en regard
mettre en regardvergelijken, tegenover elkaar stellen -
17 se trouver vis-à-vis
se trouver vis-à-visplotseling tegenover elkaar (komen te) staan, zitten -
18 être aux antipodes l'un de l'autre
être aux antipodes l'un de l'autreDictionnaire français-néerlandais > être aux antipodes l'un de l'autre
-
19 être diamétralement opposé
être diamétralement opposé————————être diamétralement opposéDictionnaire français-néerlandais > être diamétralement opposé
-
20 affronter
affronter [aafrõtee]1 trotseren ⇒ tarten, het hoofd bieden aan1 met elkaar in botsing komen ⇒ op elkaar stuiten, wedijveren♦voorbeelden:1. v1) trotseren, het hoofd bieden (aan)3) samenbrengen2. s'affrontervslaags raken, tegen elkaar uitkomen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Walter Ganshof van der Meersch — Walter Jean Oscar Louis Marie Ganshof van der Meersch (Bruges, 18 mai 1900 Tintange, 12 septembre 1993) est un juriste, magistrat, professeur de droit et ministre belge. Sommaire 1 Données familiales et personnelles 2 Le magistrat … Wikipédia en Français